Naar aanleiding van de hernieuwde VS-sancties tegen Iran, vond de Europese Commissie het nodig om haar juridisch verzet bij te stellen. Met klem verklaart de EU dat extraterritoriale effecten van de sancties tegen Iran, maar evengoed tegen Cuba, onwettig en ontoelaatbaar zijn. Maar verder is het verweer teleurstellend.
Sinds de Verenigde Staten zich hebben teruggetrokken uit het akkoord met Iran en hun sancties tegen dit land opnieuw ingesteld, hebben grote bedrijven als Airbus, Renault, Total, Peugeot-Citroën hun joint-ventures met Iran reeds opgezegd uit vrees voor VS-sancties. Niet verwonderlijk dat de Europese Commissie geërgerd reageert, want de Europese belangen in Iran zijn zeer groot. Wat niet voor Cuba kon, gebeurde nu wel: de Europese Commissie schoot in actie en keurde met ingang van 5 augustus de ‘Geactualiseerde Uitvoeringsverordening 2018/1101 goed.
Hoewel de geactualiseerde toelichting er gekomen is naar aanleiding van de hernieuwde VS-sancties tegen Iran, geldt deze evenzeer voor de VS-blokkade tegen Cuba. De tekst van de Verordening 2271 uit 1996 blijft ongewijzigd, met als belangrijkste doel de “bescherming en verweer tegen onwettige gevolgen van de extraterritoriale toepassing van …door derde landen uitgevaardigde wetten… “. In de bijlage wordt duidelijk gemaakt dat onder “derde landen” de Verenigde Staten moeten worden verstaan. De Uitvoeringsverordening 2018/1101 herneemt de belangrijkste uitgangspunten en verfijnt de toepassingscriteria.
- De extraterritoriale effecten van de VS-sancties schenden het internationale recht.
- De verordening verbiedt in Artikel 5 aan personen of bedrijven gevolg te geven aan de eisen of verboden die voortvloeien uit de VS-sancties.
Eén ding is een verbod uitspreken, een ander het verbod ook afdwingen. Hier knelt de schoen serieus. Het is een feit dat Europese bedrijven (met belangen in de VS) in een juridische catch 22 zitten. Enerzijds worden zij door de VS verplicht om de VS-sancties op te volgen; anderzijds verbiedt de Europese Unie hieraan gevolg te geven. De Uitvoeringsverordening 2018/1101 heeft naar eigen zeggen de bedoeling om de Europese bedrijven meer rechtszekerheid te geven, zodat ze in alle vrijheid kunnen kiezen of zij in Iran of Cuba zaken gaan doen, zaken blijven doen of ermee ophouden zaken te doen “, zonder dwang van een extraterritoriale wet van een derde land (de VS in concreto).
De zware sancties die de VS de voorbije jaren, en voornamelijk sinds Obama, tegen grote bedrijven hebben uitgesproken, hebben in de zakenwereld er echt de schrik ingejaagd. Uit vrees voor de hoge boetes, maken de grote bedrijven algauw de berekening. Wat kost ons het minste: de sancties opvolgen (en dus niet investeren in Cuba of Iran) of de boete?
De mooie woorden van de Europese Commissie kan niet verbergen dat deze in feite volledig voor de VS buigt. Want de tweede paragraaf van hetzelfde Artikel 5 biedt de mogelijkheid om aan de Commissie toestemming te vragen om toch aan de VS-sancties gevolg te geven, in gevalt hun belangen anders erg getroffen worden. Deze mogelijkheid was ook al voorzien in de Verordening 2271 van 1996.
Nieuw is dat de nieuwe Uitvoeringsverordening 2018/1101 nu in detail vastlegt onder welke voorwaarden Europese bedrijven toelating kunnen aanvragen om toe te geven aan de eisen die voortvloeien uit de VS-sancties. Enkele voorbeelden van deze criteria:
- een bedrijf heeft een moederonderneming of een dochteronderneming die onder de sanctiewetten van de VS vallen;
- het bedrijf zal aanzienlijk economisch verlies lijden dat bijvoorbeeld zijn voortbestaan in gevaar zou kunnen brengen of tot een ernstig risico van faillissement zou kunnen leiden;
- het bedrijf heeft de invoer vanuit de VS van elementen of middelen die essentieel zijn voor de eigen productie en die niet gemakkelijk kunnen worden vervangen, nodig.
Om het gebrek aan daadkracht te maskeren, schrijft de EU nog dat deze toelating de uitzondering moet blijven. Niet elk ongemak of elke schade van een EU-bedrijf is reden voor toestemming vanwege de Europese Commissie. Want, aldus de Europese Commissie, de Europese wetgeving mag niet ondergeschikt staan aan de VS-wetgeving!
Toch is het spijtig om vast te stellen, dat eens te meer de wet van de sterkste het wint op het Europees en internationaal recht.
Bron: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32018R1101&from=EN