1 januari 1959: de Cubaanse revolutionairen behalen de overwinning op de dictatuur van Batista en trekken Havana binnen. Vrij vlug neemt de revolutionaire regering maatregelen om de rijkdommen van het land naar gans het volk te heroriënteren. Dit beleid gaat in tegen de belangen van de grote multinationals uit de Verenigde Staten die jarenlang het eiland beschouwden als hun wingewest en hun politiek oplegden.
6 februari 1959: de Nationale Bank van Cuba toont in een rapport aan dat voormalige leden van de regering Batista 424 miljoen dollar gestolen hebben en ondergebracht in Amerikaanse banken.
12 februari 1959: de Nationale Veiligheidsraad van de VS weigert een kleine lening aan de Cubaanse Nationale Bank ter ondersteuning van de nationale munt.
24 juni 1959: het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS wil dat de regering een duidelijk standpunt inneemt tegen de wet op de landhervorming in Cuba.
Januari 1960: Cuba tekent met de Sovjet Unie een akkoord voor de levering van petroleum. De Amerikaanse raffinaderijen op het eiland weigeren de ruwe petroleum te raffineren, waarop Cuba deze installaties nationaliseert.
6 april 1960: in een nieuw rapport schrijft het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS: “De meerderheid van de Cubanen staat achter Fidel Castro, een echte politieke oppositie is er niet; de enige manier om deze steun te breken is door onvrede te zaaien als gevolg van economische problemen”. President Eisenhower beperkt aanzienlijk de verzekerde import van Cubaans suiker.
Juli 1960: Washington weigert nog langer Cubaanse suiker te kopen. Heel de suikeroogst ging tot dan altijd naar de Amerikaanse markt. Cuba verliest zo zijn belangrijkste bron van inkomsten en nationaliseert daarop een aantal Amerikaanse bedrijven.
24 september 1960: de multinationals sluiten de nikkelfabriek die ze in Nicaro exploiteerden.
19 oktober 1960: de VS verbieden de export van een hele reeks producten naar Cuba.
3 januari 1961: de VS verbreken de diplomatieke betrekkingen met Cuba.
Januari 1962: de VS verruimen de economische sancties en onder zware druk van de VS zeggen de meeste Latijns-Amerikaanse landen de diplomatieke betrekkingen met Cuba op.
3 februari 1962: de VS kondigt een totaal embargo op handel met Cuba af.
24 maart 1962: het Ministerie van Financiën van de VS verbiedt de invoer van elk goed dat geheel of gedeeltelijk van Cubaanse producten is gemaakt, zelfs al komt het van een derde land.
Juli 1963: de VS plaatst alle financiële transacties met Cuba onder en confisqueert de activa van de Cubaanse staat.
Mei 1964: het Ministerie van Handel van de VS verbiedt alle export van voedsel en geneesmiddelen naar Cuba, een maatregel die in de praktijk echter niet werd toegepast.
1992: de Wet Torricelli verscherpt al deze maatregelen nog en breidt het handelsverbod –tegen internationale verdragen in- verder uit naar buitenlandse vestigingen van Amerikaanse bedrijven.
1996: met de wet Helms Burton claimen de VS het recht om buitenlandse bedrijven te straffen die handel drijven met Cuba.
Het impact van de VS-blokkade is enorm, omdat de VS altijd de natuurlijke handelspartner van Cuba was. In 1959 ging 73% van de Cubaanse export naar, en kwam 70% van de import uit de VS
Gelet op de aard van deze maatregelen van de VS, spreken we van een blokkade, en niet van een embargo, want het is duidelijk de bedoeling om Cuba te isoleren, lam te leggen en te versmachten. Uiteindelijk wil de VS het Cubaanse volk zo ver krijgen dat het zijn onafhankelijkheid en soevereiniteit opgeeft.