Minister Van Peteghem ontloopt zijn verantwoordelijkheid tegenover de banken!

Kunt u een omzendbrief opstellen en richten aan de banken met daarin concrete richtlijnen die het vrij betalingsverkeer naar Cuba garanderen?”. Dat was de eenvoudige parlementaire vraag waarop Vincent Van Peteghem, minister van financiën, op woensdag 24 november ’21 een antwoord moest geven. Diezelfde namiddag voerden sympathisanten van de ‘Coördinatie Opheffing Blokkade tegen Cuba’ in Gent actie voor het vrij financieel verkeer naar Cuba. Het antwoord van de minister was drie maal teleurstellend.

Vicky Reynaert (Vooruit) beargumenteerde haar parlementaire vraag door te verwijzen naar het feit dat ING en BNP Paribas Fortis weigeren geld naar Cuba over te schrijven. ‘Wat is uw reactie op deze praktijken?’, vroeg ze aan de minister. Marco Van Hees (PTB) sloot zich hierbij aan: “deze beperkingen die de Belgische banken onder dwang van de Verenigde Staten hanteren, zijn in strijd met het internationaal recht (29 resoluties in de VN) en met Verordening 2271/96 van de Europese Unie”. 
Het antwoord van minister Vincent Van Peteghem was ronduit zwak: “Mevrouw Reynaert, mijnheer Van Hees, de financiële instellingen oefenen hun commerciële activiteiten uiteraard uit in een internationale context die bepaalde normen oplegt. Op Europees niveau kan daarvoor verwezen worden naar het door de Europese Commissie afgelopen zomer voorgestelde anti-money laundering package.  De betrokken instellingen maken in deze context commerciële en strategische keuzes. Het komt niet aan de minister van financiën toe om deze keuzes te onderzoeken. Hoe dan ook, dat betekent niet dat het bestaand wettelijk kader niet moet worden gerespecteerd”.

Dat de minister niet ingaat op de kern van de zaak, was ook de vraagstellers niet ontgaan. 
Vicky Reynaert: “De getuigenissen die wij ontvangen hebben, spreken dat absoluut tegen… Het kan volgens mij wel vooruitgang betekenen als u eens een concreet signaal uitstuurt om aan te geven dat het verbod wel gerespecteerd moet worden”. 
Marco Van Hees: “Mijnheer de minister, ik had wel een iets meer uitgebreid antwoord verwacht… het komt de regering en de minister van financiën toe – u bent toch de verantwoordelijke voor de banken, of medeverantwoordelijke samen met de minister van economie- om de VS-druk te counteren en om de Belgische bankinstellingen heldere richtlijnen te geven”.
M. Van Hees wees er de minister fijntjes op dat de regering twee raadsleden in de bestuursraad van BNP-Paribas-Fortis heeft.  “ U heeft duidelijk de bevoegdheid om hen instructies te geven, zodat zij op de raad van bestuur deze praktijken kunnen aanklagen”.

Naar onze eigen mening speelt de minister hier tot driemaal toe verstoppertje.
Ten eerste: wat bedoelt de minister met zijn verwijzing naar de internationale context waarin de banken handelen? De verwijzing naar de anti-witwas-regelgeving van de EU is hier niet van toepassing. Wel gaat het om de Verenigde Staten die hun blokkadewetten eenzijdig opdringen aan Europese bedrijven en banken. 
Ten tweede: de minister geeft toe dat de banken binnen het bestaande wettelijk kader moeten handelen. Het is als ‘A zeggen maar niet B’. De Europese Verordening 2271/96 zegt duidelijk dat de VS-sanctiewetten NIET door Europese bedrijven mogen worden toegepast. Is dan de logische conclusie niet dat de banken ING en BNP-Paribas-Fortis in strijd met ‘het wettelijk kader’ handelen! 
Ten derde, en dat is nog het ergste: minister Van Peteghem ontwijkt zijn bevoegdheid. De Wet van 2 mei 2019 zegt letterlijk: “De Algemene Administratie van de Thesaurie (FOD Financiën) en de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie worden aangewezen als autoriteiten voor het toezicht op de naleving van de verplichtingen van Verordening 2271/96”.

In bijlage het volledige verslag van de interpellatie.