Trump zet deur voor juridische procedures tegen Cubaanse bedrijven open.
De Amerikaanse president D. Trump verscherpt de blokkade tegen Cuba nog verder. Hij heeft een eerste stap gezet die de mogelijkheid geeft dat de rijke Cubaanse bannelingen die nu luxueus in Miami wonen, via een Amerikaanse rechtbank hun verloren eigendom in Cuba kunnen terugeisen. Dit zou voor een vloedgolf van rechtszaken kunnen zorgen. Hierdoor zullen buitenlandse investeerders nog meer worden afgeschrikt om samen te werken met een Cubaans bedrijf dat in een rechtszaak verwikkeld is.
Na de revolutie van 1959 keerden de rijke elite het land de rug toe. Zij dromen sindsdien om hun verloren eigendom terug te krijgen. Onder invloed van de rechtse senator Marco Rubio wil Trump nu tegemoet komen aan deze oude eis. Daarom dreigt president Trump om Artikel III van de Wet Helms-Burton toe te passen. Nochtans, sinds de goedkeuring van de wet in 1996 hebben alle presidenten, ook D. Trump de voorbije twee jaar, dit artikel opgeschort na massale protesten van andere landen tegen deze inbreuk op de internationale handel. Dit gebeurde telkens met een presidentieel decreet dat om de zes maanden moet worden vernieuwd.
Maar nu heeft de Amerikaanse president beslist de opschorting vanaf 16 maart gedeeltelijk op te heffen; hij zet de deur open voor schadeklachten, voorlopig enkel tegen de Cubaanse bedrijven verbonden aan het leger. Buitenlandse partners van deze Cubaanse ondernemingen worden (voorlopig) niet geviseerd. De maatregel is duidelijk slechts een eerste stap om de druk op Cuba op te drijven. Want de VS-administratie geeft zichzelf tot 4 april de tijd om verder te onderzoeken, hoe Art III nog ruimer kan toegepast worden.
Trump stuurt aan op de val van de Cubaanse regering
Eén van de belangrijkste doelstellingen van de wet Helms-Burton de economische en commerciële relaties van Cuba met derde landen te verhinderen en het aantrekken van buitenlandse investeringen te ontmoedigen. Vooral de artikels III en IV hebben hier betrekking op. Artikel III bepaalt dat buitenlandse bedrijven verantwoordelijk worden gehouden tegenover vroegere bezitters van Cubaanse eigendommen en hun erfgenamen voor de geleden schade wegens ‘handel’ in onteigende goederen. Met andere woorden Artikel III bepaalt dat VS-burgers elk bedrijf kunnen aanklagen dat nu voordeel haalt uit hun voormalige eigendom in Cuba die na de revolutie van 1959 werd onteigend. Maar, zoals gezegd, dit artikel werd nooit toegepast,
Door Artikel III te activeren dreigt Trump alle middelen te benutten die de wet Helms-Burton biedt, om te realiseren waarvoor de wet bedoeld is, namelijk de omverwerping van de regering van Cuba. Hij zet die stap “in het licht van de nationale belangen van de VS en van de inspanningen om de overgang naar de democratie in Cuba te versnellen, rekening houdend met de factoren zoals de brutale repressie door het regime tegen de mensenrechten en de fundamentele vrijheden…”. Hoe ernstig men deze verantwoording moet nemen, mag blijken uit zijn welwillende houding tegenover Saoedi-Arabië.
Wat als president Trump beslist om Artikel III volledig toe te passen?
Als Artikel III volledig van kracht wordt, kunnen VS-burgers bij een VS-rechtbank klacht indienen tegen elke buitenlandse onderneming die handelsrelaties onderhoudt met een bedrijf gevestigd op hun voormalige eigendom in Cuba die in de jaren ’60 genationaliseerd werden. Dat vraagt een woordje uitleg.
Historisch gezien, dateert de onteigening van de eigendommen van na de eerste militaire en economische agressie van de Verenigde Staten tegen de nieuwe bewindvoerders in Havana. Het is met andere woorden verkeerd om te stellen dat de VS-boycot een antwoord was op de nationalisatie van VS-belangen op het eiland. Van in het begin heeft de VS een vijandige houding tegenover de Cubaanse revolutie ingenomen.
Een nationalisatie is geen misdrijf. Internationaal wordt erkend dat elk land het recht heeft om eigendommen te onteigenen in het nationaal belang, mits een redelijke compensatie. In tegenstelling tot andere landen, hebben de Verenigde Staten altijd geweigerd om over een compensatieregeling te onderhandelen. Kort na de onteigening hebben trouwens 6.000 VS-burgers een schadeclaim ingediend.
De Cubaanse overheid heeft altijd verklaard bereid te zijn om over een gepaste compensatie te onderhandelen. Daar tegenover staat dan wel dat ook Cuba aan de VS een rekening wil presenteren voor de gelede schade als gevolg van de militaire en economische agressie. Een rechtbank van Havana heeft de regering van de Verenigde Staten in 1999 veroordeeld tot 181 miljard dollar schadevergoeding voor het toegebracht menselijk leed. In 2000 volgde een tweede veroordeling tot 121 miljard dollar voor economische verliezen.
Maar een activering van Artikel III van de wet Helms-Burton kan inderdaad grote negatieve gevolgen voor Cuba hebben. Immers dit artikel kan ook ingeroepen worden door de Cubanen die in de jaren ’60 hun vaderland hebben verlaten en hun nakomelingen die nu de VS-nationaliteit hebben. Dat betekent dat ongeveer 200.000 VS-burgers nu een klacht zouden kunnen indienen, veel meer dus dan de 6.000 die reeds naar de rechtbank zijn gestapt.
Verder zou elk buitenlands bedrijf dat in Cuba investeert of wil investeren het risico lopen om in de VS aangeklaagd te worden. Immers investeren in Cuba betekent samenwerken met een Cubaans bedrijf, dat mogelijk gevestigd is in gebouwen of gronden die voor de revolutie privé-eigendommen waren. Het is duidelijk dat Artikel III bestaande en toekomstige buitenlandse investeringen zal ontmoedigen.
Dat is natuurlijk ook de bedoeling van president Trump: de Cubaanse economie treffen en de ontwikkelingskansen van het land beknotten. Het Cubaans Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft “deze nieuwe escalatie in de agressieve houding van de Verenigde Staten” al scherp veroordeeld. Daarom is internationaal protest tegen deze maatregel meer dan nodig.