GESPREK MET LETICIA MORALES GONZÁLEZ, VICE-MINISTER VAN ECONOMIE, aangevuld met enkele andere gesprekken.
14 02 22: Cuba heeft de laatste jaren grote veranderingen in de nationale economie doorgevoerd. De vorige president van de VS, Donald Trump heeft de Cubaanse economie in haar kern getroffen. Hij legde grote beperkingen voor het toerisme uit de Verenigde Staten op; internationale cruises mochten niet meer in de Cubaanse havens aanleggen. Trump verbood internationale tankers om petroleum aan Havana te leveren. In 2019 en 2020 kende Cuba grote energietekorten. Ondertussen is de situatie minimaal onder controle, dank zij de samenwerking met Turkije die een vlottende energiecentrale heeft geleverd. Maar de gevolgen duren voort. Daarbovenop kwam de coronapandemie, waardoor het economische leven helemaal stilviel. De Cubaanse overheid had nooit gedacht dat het land opnieuw tot op een minimum levensstandaard zou terugvallen. Deze complexe situatie doorkruist volledig het economische plan 2020-2030, dat voortbouwt op de economische heropleving van de jaren 2015-18.
Cuba is een open economie, heel erg van import afhankelijk. De grote uitdaging is om de nationale betalingsbalans in evenwicht te houden. Het wegvallen van zo goed als alle inkomsten heeft als gevolg dat de economische hervormingen niet onmiddellijk het beoogde resultaat bereiken.
Een tiental jaar geleden stapte de overheid af van de idee dat zij alle burgers in de overheidsbedrijven en -diensten tewerk kon stellen. Zij creëerde de ruimte om voor eigen rekening te gaan werken. Aanvankelijk werden slechts een kleine 200 beroepen open gesteld voor deze zelfstandigen of cuentapropistas. Sindsdien is er veel veranderd; sommige cuentapropistas slaagden erin een bedrijfje met werknemers uit te bouwen, anderen bleven als zelfstandige alleen. De regering erkent nu in toenemende mate dat deze zelfstandigen -in totaal 600.000 personen- een sterke motor kunnen zijn voor de lokale economie. Daarom besloot de regering om zo goed als alle beroepen open te stellen voor zelfstandigen. Tegelijk zag men de noodzaak in om deze sector beter te organiseren. Een bedrijf met 80 werknemers vraagt andere reguleringen dan een kleine zelfstandige. De wet op de Micro Pequeña y Mediana Empresa (MIPYME), goedgekeurd in september ‘21 maakt op basis van het aantal tewerkgestelden onderscheid tussen micro- (tot 3 personen), kleine ( tussen 4 en 20 personen) en middelgrote (21 – 100 personen) bedrijven. Een privébedrijf met meer dan 100 werknemers is wettelijk niet toegelaten, tenzij het zich omvormt naar een coöperatieve waar elke lid gelijke rechten heeft. Het carrosseriebedrijf Autochapt in Havana bijvoorbeeld telt rond de 180 socio’s; zij krijgen geen ‘loon’, maar een maandelijkse voorafname op de winsten. Op het einde van het jaar wordt de eindbalans opgemaakt en besproken, en een eindejaarspremie verdeeld. Het aantal erkende mipymes is voorlopig nog beperkt tot 1.759 bedrijven, maar elke maand worden nieuwe erkenningen toegekend. Victor Cortina is in dat laatste geval. Na zijn pensionering als leerkracht begon hij tuinmeubelen en -versieringen in beton te produceren. Ondertussen stelt hij op zijn 77ste 28 werknemers te werk.
De Cubaanse overheid ziet de mipymes als een belangrijke aanvulling naast de staatsbedrijven. Deze laatste houden de belangrijkste economische sectoren die veel (buitenlandse) inkomsten kunnen genereren, bedienen. De productie van nikkel en suiker, het toerisme en de biotechnologie, de internationale medische dienstverlening blijven in staatshanden, naast natuurlijk de sociale sectoren als onderwijs, gezondheidszorg, sport en cultuur. Het economisch plan 2020-2030 geeft de overheidsbedrijven meer autonomie en verantwoordelijkheid. Alle bedrijven moeten het jaar met een positieve eindbalans afsluiten. Het is gedaan dat de nationale overheid de eventuele verliezen automatisch bijpast.
Rendabele bedrijven, het klinkt als een evidentie. Maar het feit dat Cuba vele jaren twee munten had, zorgde voor chaos. De sterke CUC, met een tegenwaarde van de dollar, werd in de boekhouding genoteerd als een CUP of peso nacional. Nochtans was 1 CUC bij de bank inwisselbaar voor 24 peso nacional. Het gevolg was dat bedrijven gemakkelijk grondstoffen en machines konden invoeren, want boekhoudkundig werd een aankoop van 1.000 dollar genoteerd als 1.000 peso nacional. Het was de nationale overheid die het verschil moest bijleggen. Met de nieuwe regelgeving wil de regering bekomen dat de overheidsbedrijven zich meer op de nationale markt bevoorraden en enkel invoeren, als ze zelf voldoende harde valuta genereren. Bedrijven die meer winst maken, hebben ook de vrijheid om hogere lonen uit te betalen.
De overheid besefte al jaren dat de eenmaking van de munt een noodzaak was, maar kwam nooit tot een besluit. Sinds 1 januari 2021 is de CUC eindelijk afgeschaft en zouden alle aankopen en betalingen in de peso nacional gebeuren. De wisselkoers werd vastgelegd op 24 pesos voor één dollar en 27 pesos voor één euro. Op straat hoor je echter de kritiek dat de eenmaking van de munt niet in de huidige omstandigheden had mogen gebeuren, nu de overheid kampt met een groot tekort aan inkomsten. Een lage nationale productie en een tekort aan deviezen die de invoer garanderen, hebben een grote schaarste aan essentiële producten veroorzaakt. De prijzen kennen ongekende hoogtes. Om het gebrek aan harde deviezen te compenseren, creëerde de overheid de MLC-winkels, waar de Cubanen enkel in harde valuta en enkel via hun bankkaart kunnen betalen. Wie geen inkomsten in harde valuta heeft, kan bijgevolg hier niets kopen. ‘Slimme’ Cubanen met buitenlandse deviezen buiten deze situatie uit: zij kopen de producten in MLC-winkels op en verkopen ze door in pesos met een behoorlijke winstmarge. Een fles limonade van kost op straat al vlug 200 pesos of 8 dollar. Als je weet dat het gemiddelde loon rond de 4.400 pesos schommelt en het minimumloon 2.200, dan is het duidelijk dat het voor veel Cubanen harde tijden zijn.
Minder import, meer export en investeren in sleutelsectoren vormen de krachtlijnen van het plan 2020-2030. De landbouwproductie moet fors omhoog, zodat de grote afhankelijkheid van invoer van voedingsmiddelen vermindert. Investeringen worden geconcentreerd in de biotechnologie en de ontwikkeling van geneesmiddelen, een sector waar Cuba heel sterk staat en die perspectieven biedt voor de uitvoer. Een belangrijk punt is ook de energie-omslag: het huidige percentage van 2 à 3 procent aan hernieuwbare energie moet omhoog, zodat de afhankelijkheid van petroleum verkleint.
Tussen 2020 en september 2021 is het bruto intern product gedaald met 13 %. In 2022 wil Cuba een groei van 4 % realiseren, hopelijk het begin van een constante groei van de economie. Men mag niet vergeten dat Cuba de voorbije twee jaar veel geld in de bestrijding van de coronapandemie heeft gestoken. Personen met een risicocontact werden in quarantaine-centra ondergebracht, waar zij gratis voeding kregen. Alleen al in 2021 heeft Cuba 754 miljoen dollar aan PCR-testen uitgegeven. Bovendien werden miljoenen geïnvesteerd in de ontwikkeling van eigen vaccins. Deze investeringen hebben geloond. De ganse bevolking vanaf 2 jaar is ingeënt en het gewone leven hervat zijn normaliteit.
Cuba kan deze economische plannen niet alleen aan en is daarom sterk op zoek naar buitenlandse investeringen. Spijtig genoeg blijven deze onder de verwachtingen steken, want Cuba heeft internationaal een CC-ranking. Cuba is een risico-land voor buitenlandse investeringen, dat zijn betalingsbalans niet in evenwicht krijgt. Maar een nog belangrijkere hinderpaal is het feit dat Trump Cuba op de lijst van landen heeft gezet, die het terrorisme steunen. Sindsdien hebben heel wat banken hun samenwerking met Cuba opgezegd. President Biden heeft alle mogelijkheden in handen om Cuba uit deze economische en financiële wurggreep te halen. Hier hoor je dat Biden even erg is dan Trump. Deze laatste gebruikte veel woorden, terwijl Biden Cuba stilzwijgend verder laat stikken.
Lees ook: Blokkade, inflatie en het dagelijkse leven
Website: ‘plataforma de actores económicos’